Op een RFID (short-range radio frequency identification) chip kun je alle informatie zetten die we nu in onze portemonnee bij ons dragen. De chip kan bijvoorbeeld onze identiteit versturen naar een hotspot als we door een veiligheidspoortje lopen. Met zo’n implantaat is je OV chipkaart overbodig en hoef je nooit meer lang in de rij te staan bij de kassa. De betaling voor je boodschappen wordt automatisch geregeld.
Wereldwijd zijn duizenden mensen inmiddels al gechipped.
De RFID-chip is eigenlijk een mini-zenderontvanger, ongeveer ter grootte van een rijstkorrel, waarop verschillende soorten informatie opgeslagen kan worden. Denk bijvoorbeeld aan een ID-nummer dat gelinkt is aan een database met meer gedetailleerde informatie over de drager. Het vroegst bekende experiment met een RFID-implantaat werd uitgevoerd in 1998 door de Britse wetenschapper Kevin Warwick, hij was hoogleraar cybernetica aan Reading University in het Verenigd Koninkrijk en was de eerste persoon die in 1998 een RFID-chip in zijn arm liet implanteren. Het doel was om te onderzoeken of zijn computer in staat was om zijn bewegingen binnen de universiteit draadloos te volgen en hij gebruikte zijn implantaat om deuren te openen en lampen aan te doen. Dit implantaat wordt sindsdien bewaard in het Science Museum in Londen.
Toen Applied Digital Solutions in Florida in het begin van 2000 begon te experimenteren met het implanteren van hun VeriChips – nu PositiveID – kwam de technologie echt van de grond,vooral na goedkeuring van de FDA in 2004.
Inmiddels zijn er al nanochips die kleiner zijn dan een zandkorrel en eenvoudig geïnjecteerd kunnen worden.
Zonder dat de meesten van ons het doorhebben, maken we nu al dagelijks veel gebruik van RFID-chips. De miniapparatuur in het lichaam werkt via zogeheten Near Field Communication-technologie (NFC). Dergelijke NFC-chips zitten bijvoorbeeld in onze bankpassen die in Nederland contactloos betalen aan de kassa mogelijk maken. We kunnen er toegang mee krijgen tot kantoorgebouwen en hotelkamers, er boeken mee lenen in de bibliotheek en onze OV chip kaarten maken er gebruik van. Het nadeel van plastic kaarten met chip, is dat we ze kunnen verliezen en dat ze gevoelig zijn voor diefstal. Een geïmplanteerde RFID-chip daarentegen kun je niet verliezen en kan niet gestolen worden.
Daarnaast zijn er al bedrijfjes die zulke chips bevestigen onder de huid van katten en honden. De dierenarts kan zo de medische historie van de viervoeter uitlezen.
Onze paspoorten, ID’s en rijbewijzen bevatten al microchips. Er zouden maar minimale veranderingen nodig zijn in de infrastructuur op luchthavens en trein- en busstations om je hand of arm te kunnen scannen in plaats van je card. We hoeven dan alleen nog maar langs een reader te lopen.
Geïmplanteerde RFID-chips zijn ook praktisch op het werk, in hotels, op de sportschool en op allerlei andere plaatsen waar je je moet identificeren.
Een geïmplanteerde RFID-chip kan ook worden gebruikt om snel toegang te krijgen tot de medische gegevens van een patient zoals ziekten en medicijngebruik, of er sprake is van allergieën en allerlei andere informatie die relevant is in medische noodsituaties, vooral wanneer een patiënt bewusteloos is. Deze implantaten zijn met name nuttig voor mensen die lijden aan diabetes, cardiovasculaire aandoeningen of de ziekte van Alzheimer. De chip zelf bevat geen volledige medische geschiedenis van de patiënt, maar een unieke code die kan worden gebruikt om informatie uit een database op te vragen.
Stel je voor dat je met je hand je auto kunt starten of je voordeur kunt openen zodra je thuiskomt. Met een RFID implantaat is dit, en meer, allemaal mogelijk.